hiernaartoe

Dutch

Etymology

Univerbation of hier +‎ naartoe.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌɦiːr.naːrˈtu/, /ˈɦiːr.naːrˌtu/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: hier‧naar‧toe

Adverb

hiernaartoe

1. pronominal adverb form of naartoe + dit: to here, hither

Inflection

Pronominal adverbs of hiernaartoe

preposition	naartoe
postpositional adv.	naartoe
+ het (it)	ernaartoe
+ dit (this)	hiernaartoe
+ dat (that)	daarnaartoe
+ wat (what)	waarnaartoe
+ iets (something)	ergens naartoe
+ niets (nothing)	nergens naartoe
+ alles (everything)	overal naartoe

Descendants

• Afrikaans: hiernatoe