eerbaar

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch[edit]

Etymology[edit]

From Middle Dutch eerbaer. Equivalent to eren +‎ -baar.

Pronunciation[edit]

  • IPA(key): /ˈeːr.baːr/
  • (file)
  • Hyphenation: eer‧baar

Adjective[edit]

eerbaar (comparative eerbaarder, superlative eerbaarst)

  1. honorable

Inflection[edit]

Inflection of eerbaar
uninflected eerbaar
inflected eerbare
comparative eerbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial eerbaar eerbaarder het eerbaarst
het eerbaarste
indefinite m./f. sing. eerbare eerbaardere eerbaarste
n. sing. eerbaar eerbaarder eerbaarste
plural eerbare eerbaardere eerbaarste
definite eerbare eerbaardere eerbaarste
partitive eerbaars eerbaarders

Derived terms[edit]

Descendants[edit]

  • Negerhollands: eerbar